Dagboek Skrien
Gepubliceerd in de Skrien (jaargang 39, nummer 4, mei 2007)
19 februari
Met mijn vader, een slaapbankmatras en een dvdspeler kom ik in Seraing aan, een vervallen industriestadje aan de Maas, dertig kilometer onder Maastricht. Ik installeer me in ons appartement boven het Chinese restaurant “La China”.
Het plan is om er samen met Martijn Smits met wie ik eerder samenwerkte aan de eindexamenfilm Otzenrath, last day, twee maanden te verblijven om ter plekke een speelfilmscenario te schrijven. Hiervoor hebben we subsidie ontvangen van O&O van het Filmfonds. Het idee is dat het een combinatie wordt van documentaire en fictie zoals Otzenrath.
Martijn leidt ons langs door Seraing. Het eerste wat me opvalt zijn de fabrieken van Cockerill waaromheen Seraing is gebouwd. Ze zien er uit als rokende spookschepen, her en der brandt licht, uit de schoorstenen walmen rookpluimen, de ovens genereren een zompig achtergrondgeluid en op meerdere plekken weet stoom zich naar buiten te persen.
Mijn vader vindt bijna alles filmisch, vraagt of we de dode rat naast de wieldop gezien hebben en polst of we het gaan gebruiken.
Seraing doet erg Brits aan: kleine grauwe arbeidershuisjes, een voetbalstadion, jongens jakkeren op opgevoerde scooters, meisjes sleuren met kinderwagens en waar je ook kijkt zie je de hoogovens die de sérésiens vroeger van werk voorzag. Overal ‘a louer’ en ‘a vendre’ borden. Huizen die nog bewoond worden, zijn niet te onderscheiden van huizen die onbewoonbaar zijn verklaard. Men houdt de gordijnen en de rolluiken dag en nacht gesloten. In de lucht zit amper zuurstof.
21 februari
Ik krijg het gevoel dat ik een indringer ben en het nut van mijn aanwezigheid moet bewijzen. Martijn is er al een week, weet van Seraing al meer dan ik. Daar komt bij dat hij me vorige week een mail stuurde waarin hij zei dat hij het liever eerst alleen zou willen schrijven. Ik ben toch gekomen omdat ik er al een half jaar rekening mee houd en er veel zin in heb.
We behangen met rollen papier de muren van de woonkamer. Het idee is dat we daarop onze observaties en ideeën schrijven die samen tot een verhaal kunnen groeien. Er liggen boeken in ons appartement die ik nog niet heb gelezen waaronder De verzegelde tijd van Andrei Tarkovski.
22 februari
Ik schrijf mijn eerste observaties en een aantal quotes van Tarkovski op het behang. In een kroeg hangt een vergeelde poster van Kriek bier: C’est déjà l’été, met eronder de Nederlandse vertaling: Het zomert weldra. Ik vind het een mooie werktitel voor het scenario. Aangezien we het over een gezin gaan hebben, vind ik een jaargetijde in de titel en dus een indirecte verwijzing naar de Japanse regisseur Ozu kloppen. Hij vertelde tijdloze kleine familie drama’s op elliptische wijze, filmde vanaf kniehoogte en gaf ze vaak een titel met daarin een jaargetijde: Late Autumn, Early Spring etc.
23 februari
Martijns vriendin Elizabeth is overgekomen. Aan het eind van de avond belanden we in Le Century, de bar bij ons om de hoek, waar karaoke wordt gezongen.
Ineens puilt Le Century uit met dertig agenten. We worden één voor één in de toiletruimte gefouilleerd. De barman met drie wondjes op zijn voorhoofd, natte Danny Blind krulletjes en een ’70 druipsnor, wordt uit een achterkamer gevist waar hij zich had verstopt.
25 februari
Bij de kramen met vogels en konijnen op de vlooienmarkt langs de Maas blijf ik staan. De pauw zit in een hok met een gat waaruit zijn staart steekt.
1 maart
De eigenaar van La China bewaart uit zichzelf La Meuse, de locale krant, hij geeft me een stapel om inspiratie op te doen. Veel berichten over stakingen, fusies en ontslagen. Andere veelvoorkomende onderwerpen zijn diefstal, mishandeling, drugs en moord: “Papa a tué maman!”; “Dealers sérésiens interpellés”; “Un X-box 360 dans le pantalon”. Het toeval wil dat er ook een interview staat afgedrukt met Olivier Gourmet, vaste Dardenne acteur, met zijn emailadres. Ik stuur hem en de gebroeders Dardenne een email waarin ik vraag of ik ze mag interviewen.
2 maart
In het Afrikaanse internetcafé log ik op een computer in, kom direct in Martijns mailbox en lees: “die Kroeger denkt omdat hij een paar woordjes Frans spreekt ook ineens dat hij producent is. Ik ga hem een dezer dagen omleggen.”
4 maart
Het mooie van dit project is dat alles research is. Elke dag zie ik wel iets dat bruikbaar is, dus ook op de dagen waarop niet wordt geschreven, heb ik toch het gevoel dat ik zinvol bezig ben, geen schuldgevoel.
RFC Sérésien-RACS Couillet. Een blaasorkestje probeert er de moed bij de 75 bezoekers in te houden. Een man scheldt de vrouwelijke lijnrechter de huid vol, een jochie aapt hem na en rent de hele tweede helft achter de vrouw aan om haar uit te schelden. Mooie scènes.
5 maart
De rollen behang staan inmiddels vol met scènes en krantenknipsels. Martijn en ik maken een begin met C’est déjà. We tonen het leven van een familie bestaande uit Eric (14), die rondhangt en spijbelt, zijn zus Marie (18) die al een baby heeft én een man die vastzit en hun vader Jean (50) die na zijn ontslag bij Cockerill gaat drinken, aanmoddert en Seraing verlaat. Zonder ons druk te maken over een structuur of een boog schrijven we geobserveerde en verzonnen scènes met deze drie karakters en plaatsen deze achter elkaar.
12 maart
Sacha Polak, met wie ik de eindexamenfilm Teer maakte, belt me dat ze niet door is met haar Oversteekplan. Ik heb nog niets gehoord maar reken er niet op. Frans van Motel Films belt me in de middag. Zijn eerste twee woorden zijn slecht nieuws. Samen met mijn vriendin Josefien ga ik terug naar Seraing.
13 maart
Rogier smst me om me te feliciteren dat mijn one night stand plan geselecteerd is.
Goede champagne kost in Seraing vier euro. Josefien en ik drinken champagne met Martijn en gaan daarna naar buiten, waar we een dronken jongen een auto-ongeluk zien hebben.
14 maart
Bij een boekhandel vind ik Bressons Notes sur le cinematographe voor maar 3,50. Bij de tweedehandswinkel vind ik reclamefolders met daarin een reductiebon van 3 euro op de zonnebank en neem er twintig mee. Ik bedenk een einde voor C’est deja: Eric vermoordt de leraar die hem juist probeerde te helpen. Martijn gaat naar Amsterdam. Ik vraag een Duitse vrouw in de wasserette wat ze van het leven in Seraing vindt: “schmutzig”.
17 maart
De dochter van de Marokkaanse bakker vindt het leven “triste” en zou weg willen.
Ze studeert voor verpleegster in Luik en heet Karima. In een container bij een ontruimd huis vind ik een rode speelgoed traptactor. Ik spoel er thuis de steenkoolroet vanaf, waar heel Seraing mee bedekt is.
Het treatment krijgt vorm en lengte. Via een enge loopbrug steek ik ’s avonds de Maas over omdat ik probeer moediger te worden.
19 maart
Ik spreek met Karima af voor woensdag om 14:00 bij de bushalte. Martijn komt ’s avonds terug. Hij leest mijn treatment, zegt dat hij het veel vindt. Het klinkt eerder als een verwijt dan als iets positiefs. Martijn zegt dat hij niet in één zin kan zeggen waar onze film over gaat. Ik ook niet en vraag me af of dat erg is.
20 maart
Ik zoek de rivier L’Ourthe, rivieren hebben een kalmerend effect op me. ’s Avonds ga ik naar de zonnebank. Het is de laatste dag dat de kortingsbonnen geldig zijn.
21 maart
Ik loop hard in het bos en zie een eekhoorn. Om 14:00 sta ik bij de busthalte. Geen Karima. De Marokkaanse bakker is de hele dag al dicht. 14:08 ze is er nog steeds niet. 14:16 ik verstuur een smsje. De heesters op het plein worden met een electrische zaag gesnoeid. 14:24 nog steeds geen Karima. 14:30 ik pak de 2 naar Luik, alleen. 14:33 ik word gebeld, herken het nummer niet, neem op met bonjour, het is IJswater Films, mijn producent voor de one night stand.
Bij terugkomst in Seraing zie ik dat Martijn de pastis en een fles champagne op heeft. Goed moment om het over de samenwerking te hebben. Hij schrijft op basis van het treatment een eerste scenario versie. Dat ik zoveel scènes had geschreven hinderde hem in zijn gevoel met het verhaal. Hij merkt op dat ik veel meer heb geschreven. Ik zeg dat je in een samenwerking niet competitief moet zijn maar in termen van wij moet denken. Ik vind dat een eerste versie op gevoel geschreven moet worden, dus dat hij het nu eerst doet lijkt me alleen maar goed. Het herschrijven/rationaliseren komt erna.
22 maart
Ik ben erachter: Iedereen maakt zoveel lawaai in Seraing om te laten zien dat ze er nog steeds zijn nu de fabrieken stil zijn gevallen. Ik kijk naar Platform van Jia Zhang-Ke, bedenk een korte film met als werktitel Ecoute, met dezelfde hoofdpersonen als in C’est deja.
24 maart
Victor, een bevriende scenarist, en ik rijden naar Baileul in Noord-Frans Vlaanderen, de geboorteplaats van Bruno Dumont. Iedereen blijkt hem van naam te kennen. We krijgen te horen dat zijn vader huisarts was. We lopen de Rue Foulon in en we krijgen het gevoel dat we het kennen. Het is de straat waar L’Humanité is opgenomen. Halverwege de straat gaan we een café binnen. We vragen of de barman Bruno Dumont kent. Hij zegt dat La Vie de Jesus er is opgenomen.
25 maart
Olivier Gourmet mailt me dat hij geen tijd heeft voor een interview. Toch gemaild met een Gouden Palm winaar. Ik bezoek Josefien in Sint Truiden, dertig kilometer boven Luik, waar ze assisteert bij een derdejaarsfilm. Ze draaien in een vervallen kasteel. Ik blijf er slapen in het naastgelegen asielzoekerscentrum, in de kinderanimatiezaal, vol met speelgoed en luiers.
27 maart
Smsje van Sacha: We zijn geselecteerd voor de NPS KORT. Ik loop hard in het bos en deel mijn vreugde met een bonte specht. Martijn leest het scenario van Ecoute. Ik merk dat we elkaar goed aanvoelen en snel op één lijn zitten, hij is dan ook de enige met wie ik het over Dumont, Reygadas, Tsai Ming-liang en Bresson kan hebben en wie ik mee kan nemen naar Rialto om met drie andere bezoekers de nieuwe Bartas te kijken.
30 maart
Feest bij Sacha in Amsterdam. Ik zeg tegen Martijn dat ik van hem hou, vertel dat ik heb gelezen dat hij me wilde omleggen en vraag hem of hij het goed vindt dat ik het in het dagboek opschrijf. Vindt hij goed, we vinden allebei dat een dagboek zo eerlijk mogelijk moet.