Kleerscheuren
In zijn verwaarloosde tuin hing een panty aan de tak van een boom. Hij vond het een troostrijk idee dat wat eens het onderbeen van zijn Marokkaanse bovenbuurvrouw had bedekt, al drie jaar in zijn tuin verbleef.
Een kraakpand werd gerenoveerd. Hij keek in de container die op de stoep stond.
Er lagen twee kapotte kinderzitjes, een compleet fornuis en een veilingkratje met wat boeken. Hij vond een paperback van Franny en Zooey. In het voorblad stond in de rechterbovenhoek een naam; Joost Burger. Hij scheurde de eerste bladzijde uit het boek en stak het in zijn jaszak. Hij naderde een supermarkt. Twee studentes in Paroolbodywarmers probeerden abbonnementen te verkopen.
Een van de Paroolmeisjes heette Evelien en sprong voor zijn fiets.
‘Meneer, Parooltje?’, vroeg Evelien.
‘Is goed’.
‘Wat is je naam?’
‘De Bruin. En hoe heet jij?’
Evelien noteerde de gegevens op een formulier.
‘Adres?’
‘Van der Hoopstraat 32 twee hoog’, loog hij.
‘Postcode?’
‘1053DZ.’
‘Ik wil jou ook op proef.’
‘Ik ben geen krant’, antwoordde Evelien.
De volgende dag stapte hij zomaar in tram drie. Hij nam plaats op een tweezitter. Ter hoogte van de Kinkerstraat stapte een verkouden Turks meisje in. Gulsah heette ze. Ze ging naast hem zitten. Uit haar legertasje pakte ze een van de openbare bibliotheek geleende Catcher in the Rye en las erin. Hij kon zijn ogen niet van haar af houden. Ze had donkere krullen en was alternatief gekleed in een spijkerbroek met wijde pijpen en gympen. Gulsah voelde dat hij naar haar staarde en keek terug. Uit verlegenheid wendde hij zijn hoofd af. Op het Haarlemmerplein was ze uitgestapt maar dit merkte hij te laat. Bij de volgende halte stapte hij uit. Hij holde richting het Haarlemmerplein. Hij kwam langs de ingang van het Westerpark en bedacht dat een meisje waarschijnlijk liever niet alleen door het park liep, aangezien er laatst een groepsverkrachting van een geestelijk gehandicapt meisje had plaatsgevonden. Onder het spoor door zag hij haar. Ze liep richting de Oostzaanstraat. Hij was bekend in deze buurt omdat hij wel eens in de hamam was geweest. Dit was hem niet bevallen aangezien er iemand zomaar aan zijn piemel had gevoeld. Hij zag dat Gulsah een hoofddoek omknoopte en een winkel binnen ging. Het was tegenover het Schip, klassiek voorbeeld van de Amsterdamse school.
Op de winkelruit stond in gele letters CAM Kledingreparatie Stomerij Gordijn & Vitrages. Een Turks naaiatelier. Nu merkte hij ook de bestelbus op die aan Cam toebehoorde. “Rits kort en langen leer en suède” meldde de reclametekst op de zijkant van het busje. Hij keek vanaf een veilig afstandje naar binnen. De winkel was bezaaid met kledingstukken waar gele nummertjes aanhingen. In de vensterbank stonden twee paspoppen. Een mannetjes pop gestoken in een grijs wollen maatkostuum en een vrouwtjes pop in een flodderige rode jurk. In het midden van de zaak zag hij een zestig jaar oude man met dik naar achteren gekamt gitzwart haar de zoom in een pantalon naaien. Hij beneed de man om zijn volle haardos. Hij zag Gulsah met een centimeter om haar nek vanuit een achtervertrek de zaak betreden. Ze plaatste zich achter een naaimachine in de hoek en haastte zich om een uitgescheurde bruidsjurk te herstellen.
Hij wriemelde zijn linkerhand in de mouw van zijn trui en reet het op de naad kapot, stak de straat over en betrad het naaiatelier. Een bel rinkelde. Barbaros, zo heette de uitbater, liep naar de toonbank.
‘Meneer kan ik u helpen?’
‘Kunt u deze mouw repareren?’
Barbaros inspecteerde de kapotte mouw.
‘Binnen uurtje is het klaar’, zei Barbaros.
Hij propte het T-shirt in z’n onderbroek zodat het niet omhoog zou kruipen en zijn buik zichtbaar zou worden. Hij trok de trui voorzichtig uit en overhandigde het aan Barbaros. Barbaros wierp de trui naar Gulsah.
‘Jij doet dit, na die jurk’, sommeerde hij haar in het Turks.
Een hysterische brommer kwam voor de winkel tot stilstand.
Hij verliet de winkel en keek bij het sluiten van de deur nog eens naar Gulsah die zich over de jurk had gebogen. Hij botste bijna tegen een jongen aan, die een zwarte brommerhelm droeg. Op de warmhoud-doos achter op de brommer stond ‘Pizza Boy’.
Hij besloot niet eerst naar huis te gaan, maar in de buurt te wachten. Hij ging een Turkse bakkerszaak in, kocht twee pizza’s die hij op een bankje in het Spaarndammerplantsoen nuttigde. Een Marokkaanse vrouw liet haar kind op een schommel zwieren. Pal voor hem landde een verdwaalde groene papegaai in een armetierige berk. ‘Zeg dan wat’, dacht hij. De vogel vloog weg. In de lucht kreeg het beest gezelschap van een aantal meeuwen die met hun dwarrelende lamme pootjes richting het Y suisden. Hij zag op de klok van zijn mobiele telefoon dat een half uur verstreken was. Hij verliet het plantsoen en liep richting de Oostzaanstraat. Een postbode fietste langs. De lege fietstassen ratelden tussen de spaken. Hij betrad naaiatelier Cam, en zag tot zijn teleurstelling dat Gulsah er niet was. De trui lag al klaar op de toonbank. Hij rekende bij Barbaros af.
Thuis opende hij de klerenkast, pakte zes lelijke bloezen van de knaapjes, gooide ze naast zich op de grond en verwijderde een rode broek uit de kast. Hij roetsjte de b-keus van zijn klerencollectie kapot. Aan tafel schreef hij in het gevonden exemplaar van Franny en Zooey met potlood het volgende bericht:
Vanavond (22-12-2004), negen uur in Du Lac?
Hoop je te zien. Wees niet bang. (Geen seks)
De jongen van vanmiddag met al die scheuren in al zijn kleren.
M.
De volgende dag wachtte hij met zijn rugzak voor de ingang van het Schip. Gulsah was er niet. Het boek had hij in aluminiumfolie gewikkeld en verstopt in de pijp van de rode spijkerbroek. Een medewerkster van het Schip kwam naar buiten en vroeg of hij soms naar binnen wilde. Hij ontkende en zei dat hij op iemand wachtte. Ze vroeg hem verderop te gaan staan, aangezien hij de ingang blokkeerde.
Daar was ze.
Ter hoogte van het Spaarndammerplantsoen verstopte ze haar hoofd achter een zwarte doek. Ze zag hem niet staan en ging Cam binnen. Barbaros maakte een wild handgebaar naar haar. Op het moment dat ze de Pfaff had opgezocht en haar vader de achterkamer in was verdwenen, maakte hij zijn entree. Gulsah keek op en herkende hem. Hij haalde de kleren uit zijn tas, legde het op de toonbank en zorgde ervoor dat de rode broek bovenop kwam te liggen.
‘Hai. Kan ik je helpen?’, vroeg Gulsah.
‘Al mijn kleren zijn kapot.’
‘Al je kleren?’
‘Er is bij me ingebroken. En die dacht zeker dat ik geld had verstopt in mijn kleren of zoiets. Ik weet het ook niet.’
Hij schoof de stapel kleren over de toonbank naar Gulsah.
‘Wat vervelend.’
‘Wanneer kan ik het ophalen’, vroeg hij.
‘Morgen is het zaterdag, zijn we dicht, zondag ook, dus dat wordt pas maandagmiddag.’
‘Ok. Misschien zie ik je daarvoor nog wel. Zou kunnen toch. We wonen in dezelfde stad.’
Hij lichtte de rode broekspijp wat op, zodat Gulsah kon zien dat er een cadeautje voor haar lag. Barbaros betrad vanuit de achterkamer zijn zaak. De hoeveelheid kleren stemde hem tevreden.
Bij de H&M in de Kalverstraat kocht hij een spijkerbroek met wijde pijpen en een rode capuchontrui, omdat Gulsah ook zo’n broek aan had gehad en rood de kleur van de liefde was. Als ze naar hem zou kijken, zou het rood bij haar positieve associaties teweeg brengen.
Om acht uur zat hij in Du Lac. Hij dronk een biertje in een van de nisjes die het café rijk was. De interieurontwerper had uitgepakt. Het leek op een antiquariaat, dat gespecialiseerd was in kermisspullen. Hij had het idee dat iedereen naar hem staarde. Door zijn betrekkingswaan leek elke lach hem belachelijk te maken. Hij dronk het glas in een teug leeg om zijn zelfvertrouwen op te krikken. Hij bestelde direct een tweede biertje. Rechts van hem speelde een stelletje poolbiljart. De jongen probeerde zo hard indruk te maken dat de bal over de rand vloog en richting hem rolde. De pizzakoerier was ongezien naast hem komen zitten.
‘Ben jij M.?’, vroeg de jongen vanachter zijn helm.
Hij antwoordde niet.
‘Heb je een pizza besteld?’
‘Nee.’
‘Wil jij seks met mijn zus?’
Hij dacht na.
‘Nou?’
‘Misschien.’
De bezorger trok in een ruk zijn hoofd naar achter en gaf hem met de rand van de helm een kopstoot die zijn onderlip deed splijten. Hij viel van de bank.
De pizzakoerier trapte hem in zijn maag, smeet de pizzadoos in zijn gezicht en rende de kroeg uit. De serveerster arriveerde met een natte theedoek die ze gevuld had met ijs. Een half uur later opende hij de pizzadoos. In een margarita pizza was het boek Franny en Zooey gedrukt. Er was een bericht op de bijgevoegde bon geschreven:
Pizza Boy
tel: (020)4666666
1 pizza romana 6,00 euro,-
Blijf uit de buurt van mijn zus.
Als ik je nog een keer zie,
ruk ik je ogen eruit.
————
Totaal 6,00 euro
Eet smakelijk
Bedankt voor uw bestelling
Er werd bij hem aangebeld. Het was de vijfendertig jaar oude bovenbuurman de Bruin die vroeg of hij ook een gratis Parool had ontvangen. Hij zei dat hij een betaald jaarabonnement had.
Hij groepeerde achttien tenen knoflook op de salontafel opdat ze het woord kut vormden. Hij had ook troosteloos, somber of isolement kunnen schrijven maar daar had hij niet genoeg knoflook voor.
EINDE